De paardenskeletten van Ockenburgh

door Ab Waasdorp

Tijdens de opgravingen bij Ockenburgh in de jaren ‘90 was de vondst van drie paardengraven groot nieuws. Foto’s van de skeletten gingen zelfs de wereld over. Meteen na de opgraving zijn de skeletten onderzocht door dr. Paul Storm. De rapportages daarvan zijn gemaakt, maar tot nu toe intern bij de Gemeente Den Haag gebleven. Maar daar gaat verandering in komen. Het is de bedoeling deze in de Odyssee-publicatie op te nemen, want er staat genoeg interessante informatie in. Bij deze een eerste kennismaking!

Het gaat zoals gezegd om de resten van drie paarden. Twee daarvan zijn, de omstandigheden in aanmerking genomen, vrij goed bewaard gebleven. De locatie van deze is opvallend. Geen van de dieren is in de vicus aangetroffen, maar daarbuiten, in niet bebouwd (maar door de toenmalige bewoners wel gebruikt) gebied. Twee zijn dan ook niet tijdens de reguliere opgraving aangetroffen, maar zijn blootgelegd bij het uitgraven van kaveltjes voor de bungalowbouw ter plekke. Alle skeletten lagen in de directe omgeving van het kleine fort: de afstand is bij geen van de graven meer dan 65 meter. Om die reden werd al tijdens de opgraving met een verband rekening gehouden.

Een van de drie gevonden paardenskeletten van Ockenburgh

Wat opvalt is dat de dieren er vrij netjes bij liggen. Er is zorg besteed aan de “ter aarde bestelling”. Dat hoeft overigens niet te betekenen dat er sprake is geweest van een specifiek ritueel. Dan zouden wellicht ook bijgaven te verwachten zijn en die zijn niet aangetroffen. Ook de specifieke ligging van het eerst gevonden paard wijst niet op zoiets: de achterhand van dat dier ligt er wat verwrongen bij. Dat heeft onderzoeker Paul Storm het idee gegeven dat het dier eerst netjes in de kuil is gelegd, maar dat er later nog aan is gesjord om stukken vlees los te kunnen snijden. Het eten van paardenvlees was in de Romeinse tijd weliswaar geen gebruik, maar als bijvoorbeeld hondenvoer kan het wel degelijk gediend hebben.

Dat het “Romeinse” paarden zijn geweest staat intussen wel vast. Alle drie hebben een schofthoogte die daar sterk op wijst. Paarden die door de Romeinen werden gefokt waren een stuk groter dan de dieren die hier in inheemse context worden gevonden. Daarmee is natuurlijk niet bewezen dat deze dieren daadwerkelijk van het leger onderdeel uitmaakten. Niettemin passen alle aangetroffen kenmerken wel in dat beeld. Zo blijken de paarden waarvan het geslacht bepaald kon worden, mannelijk te zijn (van één paard was te weinig over om daar iets met zekerheid over te kunnen zeggen). Dat is conform het beeld elders in Nederland. Het kan daarbij om ruinen zijn gegaan; die worden als betrouwbaarder beschouwd dan hengsten.
Opvallend in deze context is ook de ernstige vergroeiing aan de ruggenwervel die bij het eerste paard werd geconstateerd. Het dier leed aan spondylosis. Dat kan te maken hebben met een zware rugbelasting. Een gewapende en gepantserde ruiter is daar natuurlijk de kandidaat voor!
Dat hier sprake zou zijn van bereden soldaten lijkt logisch. Juist die waren uitermate geschikt voor de patrouillediensten die hier waarschijnlijk nodig waren. Het is in dat licht goed nieuws dat het onderzoek aan het fort zelf ook daarover nieuwe gegevens lijkt op te leveren. Maar daarover zullen Hans Siemons en Joris Lanzing binnenkort wat uitgebreider verslag doen.