Door Ester van der Linden en Wouter Vos
Het Odyssee-project Valkenburg (ZH) De Woerd heeft vorige jaar door omstandigheden een tijdje stil gelegen. Sinds een aantal weken echter zijn we in volle vaart wederom erin gedoken en zijn de eerste hoofdstukken van de rapportage reeds geschreven. De onderzoekers Ester van der Linden en Wouter Vos zullen gezamenlijk hun bevindingen publiceren, waarbij Ester zich vooral op de datering en chronologie van de site stort en Wouter zich meer met de spooranalyse bezig houdt.
In een vorige blog is al een aantal keer geschreven over de bevindingen. Kort samengevat kan daarbij als eerste vermeld worden dat de bekende sporen van de “Hadrianus-weg” uit 123/124 n.Chr., zoals die is aangetroffen op de terreinen Veldzicht en het Marktveld niet op de opgraving van De Woerd 1972 zijn herkend. Ondanks eerdere meldingen in verschillende literatuur moet op basis van de spooranalyse worden geconcludeerd dat deze weg niet aanwezig is in de grondsporen. Geheel afwezig is de weg echter niet op De Woerd, want ook ten westen van het onderzochte terrein, richting het voormalige vliegveld Valkenburg, heten delen van het gebied nog steeds De Woerd. Binnen dat archeologische monument mag precies de plek worden verwacht waar de doorgaande limesweg van 123/124 heeft gelopen.
Bijkomstig mag bovendien niet vergeten worden dat er diverse relaties kunnen hebben bestaan met de thans aangepakte archeologieresultaten op het voormalige marinevliegkamp waar ARCHOL/RAAP onderzoek uitvoert. Hun bevindingen zullen ze te zijner tijd zelf presenteren, maar het is geen nieuws dat ook daar allerlei Romeinse sporen zijn aangetroffen, o.a. een wegtracé en een aantal Vroeg-Romeinse gebouwen van vermoedelijke militaire signatuur.
Ten tweede is het voor De Woerd maar de vraag of de weg aan de noordkant van het opgravingsterrein met de door Bloemers/Sarfatij voorgestelde knik verloopt. Dat is iets waar we nog mee bezig zijn om goed uit te zoeken, evenals de door hen – en anderen – geopperde aanname dat er een haven heeft bestaan. De laatstgenoemde gedachte kwam in eerste instantie van professor Brunsting die in 1948 iets dergelijks opperde, maar er direct aan toevoegde dat er te weinig bekend was om een dergelijke hypothese te toetsen. Zoals dat wel vaker gaat in de archeologie gaan waarheid en fictie naast en door elkaar een eigen leven leiden en werden dit soort gedachtesprongen door latere onderzoekers overgenomen. Wij moeten nog zien wat ervan overblijft en zullen de zaken kritisch benaderen.
Ten derde is er vooruitgang geboekt met de analyse van de gebouwstructuren op De Woerd. Het gaat daarbij dikwijls om de typische langgerekte vicus-huizen (striphouses of Streifenhäuser) die we ook kennen uit de Engelse en Duitse ‘Romeinse wereld’. Daarnaast komt ook een aantal spiekers voor, waaronder minstens één horreum, hetgeen duidt op de op- en overslagfunctie van Valkenburg in die tijd. We hebben zowel door literatuuronderzoek als door consultering van naaste collega’s, waarbij vooral de Nijmeegse archeoloog Harry van Enckevort moet worden genoemd die belangeloos zijn (nu bijna gepubliceerde) gegevens over de St. Josephhof uit Nijmegen ter beschikking stelde, een steeds beter zicht op de ordening van de gebouwen gekregen. De methodische aanpak voor De Woerd is daardoor enigszins aangepast; d.w.z. dat nu niet meer per se per individueel gebouw wordt gekeken maar meer dat de stroken of percelen als onderdeel van het geheel, als onderzoeksobject zijn genomen. De digitale verwerking van de data is inmiddels voortvarend door Tim Verhoef van Hazenberg Archeologie ter hand genomen, en daar komen mooie dingen uit – die we echter nog even voor ons houden (!).
Tot slot is vooruitgang geboekt met de determinatie van het vondstmateriaal. Allereerst hebben de Leidse studenten uit het werkcollege van Jasper de Bruin vorig jaar hun data opgeleverd en kunnen we die gegevens gebruiken om de structuren (hopelijk) goed te dateren. Een aanscherping hierop vormt beslist de versierde terra sigillata die door Hazenberg Archeologie wordt gedetermineerd en waarin we zijn bijgestaan door de stagiaire Klaartje Huiben. Het staat op het verlanglijstje om de aardewerkcategorie in een catalogus te publiceren, maar niet zeker is of de tijd en financiën van het project hier toereikend zullen zijn. Ook zullen de terra sigillata-stempels, die al in de jaren ’70 door Bloemers en Sarfatij gepubliceerd zijn, bij de datering van de structuren opnieuw meegenomen kunnen worden.
Een aantal voorlopige conclusies voor wat betreft het onderzoek is dat we te maken hebben met een ‘klassiek’ wegdorp dat was georiënteerd tussen twee Romeinse wegen in het gebied en qua positionering in het landschap was beperkt door de loop van de Rijn en haar zijgeulen. Het dorp werd gevormd door tientallen huizen die bestonden uit aaneengeschakelde rijen. Tussen de huizen bevonden zich waarschijnlijk gangen/stegen, terwijl de voorzijde op de Romeinse weg was georiënteerd. Niet zeker is of het hele gebied gelijktijdig bebouwd was, er kunnen immers ook stukken braak liggen. De periodisering is nog lastig. Duidelijk is dat veel gebouwen door brand zijn verwoest getuige de grote hoeveelheid verbrande leem in de standgreppels. Of wij de scherpe dateringen en fasering die vorige onderzoekers opperden aan de hand van de terra sigillata-stempels ook als zodanig kunnen gaan bevestigen, is nog de vraag. In één van de oudere publicaties staat het treffend gescheven: The next step should be to study the link between the stamps and the individual soil-marks. However, difficulties were encountered since a thorough analysis of the coherent soil-marks per entity had not then been undertaken. This will take considerable time because of the nature of the settlement’s remains. Het is precies dat laatste waar wij nu voor staan. Wij hopen ons onderzoek dit voorjaar te hebben afgerond….